Pensioenakkoord

In een eerdere nieuwsbrief kondigden wij het “Pensioenakkoord” aan. In het akkoord maken sociale partners afspraken over de uitgangspunten van een nieuw pensioenstelsel. Het was de bedoeling dat de nieuwe regels gaan gelden vanaf 1 januari 2022 maar die datum verschoof naar 1 januari 2023. Met het pensioenakkoord moeten alle bestaande pensioenregelingen uiterlijk op 1 januari 2027 voldoen aan deze nieuwe regels. Dat lijkt nog ver weg maar we vinden het belangrijk om nu vast de belangrijkste onderdelen te benoemen.

Gelijke premie voor elke deelnemer
Een groot deel van de werknemers bouwt pensioen op in een bedrijfstak pensioenfonds (BPF). In zo’n regeling is de premie wel een iedereen gelijk, maar betaalt een jongere in feite meer premie dan voor het eigen pensioen nodig is. Een oudere werknemer betaalt juist minder dan nodig is. Dat was een logisch systeem omdat dit uitging van een langdurig dienstverband. De jongere profiteerde er zo later zelf van. Nu werknemers geen 40 jaar meer bij dezelfde werkgever blijven is dat een achterhaald systeem.

In de meeste verzekerde regelingen is er sprake van een premie die stijgt naarmate de deelnemer ouder wordt. In het nieuwe stelsel verandert dat naar een voor elke deelnemer gelijk premiepercentage. De werkgever kan de hoogte van dat percentage wel zelf bepalen maar er komt een maximum.

Waar regelingen nu gebruik maken van een stijgend percentage (staffel), is waarschijnlijk logisch om in het nieuwe stelsel te kiezen voor een gemiddelde van die staffel. Voor de werknemers die nu al deelnemen kan de huidige regeling met staffel wel blijven bestaan. De gelijkblijvende premie komt er dan via een nieuwe regeling alleen voor nieuwe werknemers vanaf 2027. De reden daarvoor is dat de werkgever de bestaande deelnemers niet hoeft te compenseren als de nieuwe vaste premie lager is dan de huidige premie uit de staffel.

Bij een aantal van onze relaties pasten we de regeling al aan omdat de overeenkomst van de bestaande regeling eindigde en het beter was al voor te sorteren op de nieuwe regels. Voor relaties die het pensioen nog verzekering in een middelloon regeling beginnen we ook op korte termijn met gesprekken over het aanpassen van de regeling.

Nabestaandenpensioen
Nu is het zo dat een regeling bij het verzekeren van het nabestaandenpensioen uitgaat van het aantal dienstjaren dat een werknemer kan behalen bij de werkgever. Dat is een nadelige methode voor werknemers die op een hogere leeftijd in dienst treden. Een kortere diensttijd betekent een lager nabestaandenpensioen.

Het voorstel is nu om het nabestaandenpensioen te baseren op het laatste salaris. Op die manier is altijd duidelijk wat de regeling verzekert en blijft dat vergelijkbaar als een werknemer van werkgever verandert. Ook blijft de dekking na het dienstverband nog drie maanden intact zodat deze bij het veranderen van baan behouden blijft.

Uitkering ineens
Werknemers die het pensioen nu laten uitkeren hebben moeten het gehele beschikbare kapitaal gebruiken voor een levenslange gelijkmatige uitkering. Met de nieuwe uitgangspunten wordt het mogelijk om 10% van het kapitaal in een keer op te nemen. De werknemer kan daar bijvoorbeeld een deel van de hypotheek mee aflossen, een mooie reis maken of zorgvoorzieningen regelen.

AOW Leeftijd
De AOW leeftijd is en blijft gekoppeld aan de levensverwachting maar iets minder snel dan tot nu toe. Niet 1 jaar per jaar dat we langer leven, maar 8 maanden. Uit de onderhandelingen over het akkoord volgde een nieuw schema van AOW data. Voor nu daalt de geplande AOW leeftijd vanaf 2024 van 67 en 3 maanden naar 67 jaar.

Zware beroepen
Omdat bij bepaalde beroepen doorwerken tot de AOW leeftijd te zwaar is krijgen werkgevers de mogelijkheid om afspraken te maken over een vervroegd pensioen. Die afspraken zijn nodig om de belastingheffing (boete) op vroegpensioen (RVU-heffing) te voorkomen. Over een uitkering tot ongeveer € 21.000,- hoeft de werkgever dan geen RVU heffing te betalen. Dat bedrag komt overeen met de netto AOW zodat de werknemer, samen met de pensioenuitkering, een redelijk inkomen behoudt.

Werknemers met zware beroepen komen voornamelijk voor bij werknemers die deelnemen aan de verplichte BPF regelingen.

Zelfstandigen
In het akkoord maakt men ook afspraken over de situatie van zelfstandigen. Waarschijnlijk komt er voor zelfstandigen een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. De voorwaarden van deze verzekering zijn nog niet bekend maar bieden wel wat flexibiliteit. Bijvoorbeeld in de duur van de eigen risico periode, maar ook om een verzekering te sluiten bij een zelfgekozen verzekeraar.

Voor de opbouw van een oudedagsvoorziening kan een DGA gebruikmaken van een pensioenregeling. Een ZZP-er doet dat meestal met een lijfrente maar kan zich in straks ook aanmelden bij een BPF. De nu nog beperkte mogelijkheden bij opbouw in een lijfrente worden waarschijnlijk gelijkgesteld aan die van pensioen.

Planning
Wij staan u uiteraard bij met het aanpassen van de regeling. We doen dat sowieso als de regels straks definitief zijn. Vanaf dat moment beginnen we met het maken van afspraken met onze relaties die het pensioen door Claeren laten beheren.

Vooruitlopend op dat moment kunnen we nu al wel bespreken wat de te verwachten aanpassingen zijn voor de huidige regeling. Zo bereiden we ons samen voor op de onvermijdelijke wijzigingen.

Beheert Claeren het pensioen van uw werknemers nog niet? Ook dan praten wij u graag bij. Zeker als het om een middelloon regeling gaat. Het tijdig aanpassen van deze regeling, voordat het pensioenakkoord ingaat, kan een behoorlijke besparing van kosten opleveren.

Meer weten?
Wilt u nu al meer weten over de invloed van de nieuwe uitgangspunten op de pensioenregeling van uw werknemers? De pensioenadviseurs van Claeren helpen u graag. U kunt ons bereiken door te bellen met 0412 – 20 15 40, of te mailen naar pensioenen@claeren.nl.